vrijdag 27 april 2012

Verbetering


Basisplan 3D

Gegevens student: Tessa Schaftenaar en Samantha Gaartman
Sectie: Beeldend Onderwijs
Groep: 3                       Aantal leerlingen: 18

Opdracht:.
De beeldende probleemstelling: De leerlingen hebben aan het einde van de les een agressieve slang gemaakt. Aan de hand van hun eigen fantasie en het verhaal dat wij vertellen. Technisch doel: De leerlingen kunnen door middel van knippen, plakken en verven een agressieve slang maken. Beeldende doel: De leerlingen kunnen de vorm van een slang agressief eruit laten zien. 

Betekenis:
Er is een jaarthema op school aanwezig, namelijk de jungle. De bedoeling van het jaarthema is dat de leerlingen hun kijk en hun kennis van de jungle te vergroten. Door middel van beelden, filmpjes en verhalen. Hun informatie te vergroten over het thema. Voorkennis activeren door middel van vragen te stellen. Zoals hoe ziet een slang eruit op z'n engst? Voor wat voor kleuren zou je kiezen?

Activiteiten:
Het is de bedoeling dat de leerlingen een agressieve slang gaan maken. Dit doel word bereikt door het verhaal en hun eigen fantasie. 

Vorm:
Het beeldaspect wat we met de leerlingen gaan behandelen. Is het beeldaspect: Vorm.
De leerlingen leren vormen te onderscheiden en te ordenen op grootte en vormsoort. 
Begrippen zoals; gelijk, verschillend, groter dan, kleiner dan, korter dan,langer dan,vorm, cirkel, vierkant, hoek, rechthoek, driehoek leren de leerlingen hier bij te gebruiken. Leerlingen leren eerder getekende/geboetserende vorm te herhalen.

Materiaal:
Wc rollen, karton, verf, ijzerdraad, pluisjes, watjes, stiften, lijm, schaar.

Beschouwing:
De leerlingen moeten weten hoe een agressieve slang eruit zien, we laten geen voorbeelden zien, zodat ze hun eigen fantasie kunnen gebruiken. Wel stellen we vragen; Hoe ziet de slang er op z'n engst uit? Kunnen jullie dat voordoen? 

Werkwijze:
De leerlingen gaan zelfstandig aan het werk nadat we de instructie hebben gegeven. 

Onderzoek: De leerlingen onderzoeken hoe een slang er op zijn engst uit ziet, en gebruiken hun fantasie erbij.




BASISPLAN 2D LES    




Gegevens student: Tessa Schaftenaar en Samantha Gaartman
Sectie: Beeldend Onderwijs
Groep: 3                       Aantal leerlingen: 18
Opdracht
De leerlingen hebben aan het einde van de les het uiterlijk van de jungle geschilderd op een redelijk groot doek. Dit doen ze door middel van de eigen fantasie over de jungle. Technisch doel: De leerlingen maken door middel van verschillende schilder methodes, stempels en sjablonen een zo dicht mogelijk gebouwde jungle. Beeldend doel: De leerlingen hebben aan het eind van de les een dicht bebouwde jungle gemaakt. Aan de leerlingen vragen wat nou eigenlijk het verschil is tussen de jungle en onze Nederlandse bossen?

Betekenis
Het thema van de opdracht is jungle. Het gaat over de bomen en de dieren in de jungle. We kijken naar een filmpje van madagaskar om ideeen op te doen en vragen op te roepen bij de leerlingen. 

Activiteit
We kijken eerst gezamenlijk naar het filmpje van madagaskar. Hierbij stellen we verschillende vragen (Start, onderzoek, analyse, speculatie en oordeel vragen). Nu hebben de kinderen ideeen van het uiterlijk van de jungle en kunnen ze dus aan de slag met de opdracht. 
De opdracht is als volgt:

De leerlingen krijgen een redelijk groot doek (A3) waarop de jungle wordt gemaakt. Dit doen ze door middel van sjablonen, stempels en verf. De bomen moeten zo dicht mogelijk op elkaar staan dit creëer je door deze technieken te gebruiken.

Vorm
Er wordt specifiek aandacht besteedt aan het beeld aspect compositie. Hoe is de indeling van het oppervlak? Het is heel erg dicht begroeit dus alle bomen staan dicht op elkaar en je ziet bijna niks, in de verte. 'Je ziet geen hand voor ogen'

Materiaal
We hebben een doek nodig ( 1 doek per leerling). Sjablonen van bomen, stempels van karton en verf. Dus onderleggers voor onder het doek, kwasten, bakjes met water, doekjes,verschillende kleuren verf & een schort voor ieder kind.

Beschouwing
Als beeld materiaal laten we als eerste een klein stukje film zien waar een jungle in voor komt zodat de kinderen een goed idee krijgen van hoe een jungle eruit ziet. 
Na dit filmpje en de afbeeldingen stellen we de volgende vragen:

Wat viel je op aan de jungle?
Welke kleuren worden het meest gebruikt?
Lijkt het op een bos in Nederland?

Werkwijze
De kinderen leren welke kleuren ze door elkaar moeten mengen om de juiste kleur de krijgen.  Dit laat ik eerst zien in de gezamenlijke instructie, en ik laat daarna de kinderen even uitproberen. Hierbij kan ik ze advies geven en vervolgens kunnen ze zelf aan de slag. Ook laten we zien hoe ze aan het werk moeten gaan met sjablonen en stempels. 

Onderzoek
De kinderen onderzoeken hoe je verschillende kleuren kunt mengen zodat je de juiste kleur krijgt. En hoe ze de verschillende schilder technieken kunnen gebruiken. 













 

donderdag 26 april 2012

Mindmap Jungle


We hebben een mindmap gemaakt met de kopjes :


-Dieren ( verdeeld tussen grote dieren en kleine dieren)
-Insecten
-Wonen
-Water
-Moerassen
-Disney

Beeldende vorming 3D

Basisplan 3D

Gegevens student: Tessa Schaftenaar en Samantha Gaartman
Sectie: Beeldend Onderwijs
Groep: 3                       Aantal leerlingen: 18

Opdracht:
De beeldende probleemstelling; de leerlingen hebben aan het eind van de les een olifant, slang of leeuw gemaakt. Ze moeten minimaal 3 kleuren gebruiken. Er moet ook minimaal 1 3D aspect inzitten.

Betekenis:
Er is een jaarthema op school aanwezig, namelijk de jungle. De bedoeling van het jaarthema is dat de leerlingen hun kijk en hun kennis van de jungle te vergroten. Door middel van beelden, filmpjes en verhalen. Hun informatie te vergroten over het thema. Voorkennis activeren door middel van vragen te stellen of ze al weten hoe de dieren eruit zien?

Activiteiten:
Het is de bedoeling dat de leerlingen een leeuw, olifant of slang gaan maken. Dit doel wordt bereikt door middel van de 3 dieren die ik laat zien, die ik zelf gemaakt heb, ter inspiratie voor de leerlingen. Ze mogen zelf kiezen welke ze gaan maken. 

Vorm:
Het beeldaspect wat we met de leerlingen gaan behandelen. Is het beeldaspect: Vorm.
De leerlingen leren vormen te onderscheiden en te ordenen op grootte en vormsoort. 
Begrippen zoals; gelijk, verschillend, groter dan, kleiner dan, korter dan,langer dan,vorm, cirkel, vierkant, hoek, rechthoek, driehoek leren de leerlingen hier bij te gebruiken. Leerlingen leren eerder getekende/geboetserende vorm te herhalen.

Materiaal:
Wc rollen, karton, gekleurd papier, touw, pluisjes, watjes, stiften, lijm, schaar.

Beschouwing:
De leerlingen moeten goed weten hoe de leeuw, olifant en slang eruit zien. Met de vragen; Wat valt je nou op als je dit zo ziet? Wat valt er het allermeest op bij de dieren? Welke vormen zijn er te zien? Mijn voorbeelden laten zien, dat we die gaan namaken. Vertellen dat de vorm heel belangrijk is bij de dieren. Wat houdt het woord vorm in eigenlijk? Met welk materiaal gaan we werken denken jullie? De leerlingen laten onderzoeken hoe het allemaal is gemaakt. 

Werkwijze:
Demonstreren hoe de dieren in elkaar moeten worden gezet, stap voor stap opnoemen wat er gedaan moet worden. Zodat het voor de leerlingen helder is en je visualiseert het eigenlijk zodat ze het kunnen zien. De leerlingen leren dat je van wc rolletjes super leuke dingen kunt maken. 



Onderzoek:
De leerlingen onderzoeken van wat voor materialen de dieren zijn gemaakt. Ook onderzoeken de leerlingen hoe ze het in elkaar moeten zetten. 

Lesfasen
Organisatie:
Alle materialen moeten van te voren worden klaargezet. De leerlingen mogen zelf kiezen welk dier ze gaan maken blijven gewoon op hun plek zitten, dat is het makkelijkst. De leerlingen krijgen eerst uitleg daarna deelt de juf de spullen uit ze mogen het niet zelf pakken. Terwijl ik uitleg laat ik ze kennis maken met de materialen. 

Orientatie: 
De les wordt ingeleid door middel van de voorkennis te activeren. Vanuit daar gaan we naar het doel van de les, en leg ik de opdracht uit. Er komt een vragenrondje. Ik stel de vragen aan de leerlingen. wat zijn nou eigenlijk de belangrijkste vormen bij de dieren? Wat moet er allemaal in zitten bij de dieren? Wat valt er nou op als je naar de dieren kijkt? Ik vertel wat we gaan doen zoals het hierboven beschreven staat. Ik zorg dat de dingen klaar staan die we nodig hebben. Dat zijn wc rollen, karton, gekleurd papier, watjes, stiften, lijm, schaar, touw, pluisjes. We bespreken alle vragen.
1. Startvragen: Wat weet je al van de dieren? Wat zie je aan de hand van de voorbeelden?  En waar doet het je aan denken?
2. Onderzoeksvragen: Welke kleur overheerst er bij de dieren?
3. Analyse vragen: Deze dieren leven in de jungle, zou iedereen deze dieren leuk vinden? Waarom denk je dat?
4. Speculatieve vragen: Als je de gele kleur zo veranderen in blauw, wat zou dan het resultaat zijn? 
5. Vragen die leiden tot een oordeel: Wat vind je van de dieren? Word je er blij van?

Uitvoering:
Wat moest je ook alweer na.... doen? Kan je niet beter dat eerst doen? Ik verwacht dat ze hulp nodig hebben bij het knutselen van de dieren. Ze kunnen niet alles onthouden en dat is logisch het is pas groep 3 dus ik help de leerlingen waar nodig is en dat zal vooral zijn bij het werk met de wcrolletjes en het lijmen daarvan. Als minimumeis heb ik voor mezelf dat de leerlingen de eerste 5-10 minuten geen vragen stellen, omdat de uitleg net is geweest en dat ze het tot dan wel moeten begrijpen.  Ook moeten ze minimaal 3 kleuren gebruiken bij de dieren en minstens 1 3D aspect er aan toevoegen. 

Nabeschouwing:
Jongens en meisjes, wat hebben jullie goed gewerkt. We gaan nu met z'n alle heel goed opruimen totdat er niks meer is te zien dat we hebben geknutseld. De dieren mogen ze op hun tafel laten staan de rest van de spullen gaan op de plek waar ze horen, de leerlingen weten waar wat moet. Nadat alles is opgeruimd, schuiven ze allemaal een plekje op en gaan naar het werk van de buurman/buurvrouw kijken. Hierdoor leren ze om naar elkaars werk te kijken. De kinderen steken 1 voor 1 hun vinger op als ze iets willen zeggen over het werk. Bijvoorbeeld over de 3 kleuren die erin moesten en een 3D aspect. (beoordelingscriteria)

Accenten of opmerkingen:
De leerlingen hebben bijna allemaal dezelfde leeftijd, dus dat hoeft heen 'probleem' te veroorzaken. De verschillen zullen wel te zien zijn in de dieren. Doordat iedereen z'n eigen ideeen erbij heeft en de een is creatiever dan de ander. Ik verwacht van de leerlingen dat ze het zelfstandig aan het werk gaan en helemaal voor hun eigen werk gaan om daar het beste er van te maken. Als ze iets niet weten mogen ze het aan hun buurvrouw/buurman vragen, als het dan nog niet duidelijk is, dan kunnen ze het aan mij vragen. 


Criteria:                                         
                                                    Aantal punten:
-Er zitten minimaal 3 kleuren in       1           2


-Er zit minimaal 1 3D aspect in        1           2         


- Het werkje lijkt op het dier             1           2            


- Het werkje ziet er verzorgd uit       1           2           


- Het werkje lijkt er niet op.              1           2           
  maar heeft wel kenmerken

 










Stadiums

Stadium 1 ( Bril 1): Hierbij is het niet zo belangrijk wat het beeld voorstelt, maar waar je het mee associeert (dus waar je aan denkt). De uitnodiging is dus dan ook, vertel maar wat je ziet. De antwoorden hebben te maken met de dagelijkse omgeving die de leerling herkent, of dat de leerling zich iets herinnert wanneer die het plaatje ziet. Wat een beeld voorsteld is niet zo belangrijk, ook al wordt dat wel vaak herkend. De leerling die in dit stadium zit vindt iets mooi als hij er associaties bij heeft, en vind het niet mooi als hij dit niet heeft. Wat heel belangrijk is in dit stadium is kleur, onbelangrijk is wat anderen ervan vinden.
Stadium 2 (Bril 2): Voor iemand die door het tweede stadium kijkt. Is het uitermate belangrijk dat een beeld iets voorstelt. In de eerste fase van deze bril wordt een beeld geaccepteerd als de kenmerkende onderdelen zichtbaar zijn. Ik kan tenmisten zien wat het voorstelt. Vind jij het mooi? Daar snap ik niks van.
Ten opzichte van het eerste stadium is er ook een verschil in sociaal gedrag. In het eerste stadium is er nauwelijk aandacht voor de mening van een andere. Nu beseft men dat anderen wel een andere mening kunnen hebben, maar het is niet bepalend voor de eigen mening, en wordt afgekeurd.
Stadium 3 (Bril 3): In dit stadium wordt het beeld vooral beschouwd als iets dat emoties kan opwekken. De mens gaat ervan uit dat de maker in zin beeld een betekenis heeft gelegd en dat de beschouwer die betekenis te weten kan komen. - Goed he, ik word er helemaal naar van. - Over smaak valt niet te twisten.
Andermans gevoelens zijn belangrijk geworden en worden gewaardeerd, maar zijn niet bepalend voor de eigen gevoelens. Het wordt als vanzelfsprekend ervaren dat iedereen een eigen ervaring heeft bij een beeld. Over de kwaliteit van een beeld kan niet echt worden geoordeeld omdat het hier geen kwestie is van mooi of lelijk, maar meer een kwestie van gevoelens oproepen. Omdat die gevoelens bij iedereen kunnen verschillen, kan je de kwaliteit niet beoordelen.
Stadium 4 (Bril 4): In dit stadium beseft de beschouwer (mens) dat een beeld een sociale functie heeft. Een beeld is voor iedereen anders. Je kunt discusieren oder een beeld omdat je nu inziet dat een beeld binnen een bepaalde cultuur, tijd en omgeving is gemaakt. Je kunt met andere beeldbeschouwers praten over dingen als de voorstelling en de beeldaspecten. Je kunt meningen tegen elkaar afwegen. Over smaak valt echter niet te twisten, maar bij deze bril is het zinvol om te bespreken waarom een beeld wordt gewaardeerd. Bij deze bril wordt het dus duidelijk dat er iets te leren valt. Namelijk waar je allemaal op moet letten als je een beeld beschouwt(beeldaspecten, waar, wanneer en waarom gemaakt). -Hoe is het gemaakt? In andere tijden zien dezelfde dingen er anders uit. Welk beeldaspect is in dit werk het belangrijkst?

Stadium 5 (Bril 5): Wie de vijfde bril past en er ook door kan zien, beseft dat een beeld hem als kijker beinvloedt. Hij beseft dat hij als individu een oordeel kan vellen, gebaseerd op eigen inzicht en smaak. Het oordeel kan afwijken van de huidige of vroegere algemene gangbare meningen, omdat algemeen gangbare meningen gebonden zijn aan een groep, cultuur en een tijd. Hij weet ook dat zijn eigen oordeel bepaald is door de groep, cultuur en tijd. Bijvoorbeeld: Ik ben een vegetarier, vind je het gek dat ik hiervoor niet enthousiast ben?
De kijker beseft in dit stadium dat hij voortdurend kritisch naar dat eigen oordeel moet luisteren. Hij zal zich vooral afvragen hoe het komt dat hij er zo over denkt en niet anders. Bijvoorbeeld: Waarom doet die man dat, zo met al die stijve poppetjes? Zo teken ik ook toen ik klein was.
Het is niet voldoende een eigen mening te hebben. Die mening zal ook geregeld getoets moeten worden aan die van anderen. Niet om hem aan te passen aan andermans mening, ook al zou dat soms geen kwaad kunnen, maar om hem vaak ter discussie te stellen.









Beeldende vorming 1


Dit is een 3D beeld.
Het is uit de klassieke periode.

Beeldaspecten
Licht: Op deze foto zien we wel licht, het licht komt van bovenaf. Maar is niet heel goed te zien op deze foto. Er zijn ook schaduwen te zien op deze foto. Bijvoorbeeld de slurf en de slagtanden bij de voorste olifant, die schaduwen zie je op de grond.
Ruimte: We bekijken deze foto van het voor-zijaazicht. bij de ene olifant zie je de voorkant en bij de andere juist de zijkant. De olifanten lopen achter elkaar aan. De leerlingen kunnen de diepte in de foto ontdekken.
Lijn: Er zijn op deze fotto dunne lijnen te zien. Er zitten horizontale en vertiacale lijnen in. De lijnen bepalen vormen, zoals de mammoet die is getekend.
Vorm: De mammoeten op de foto zijn even groot. De ene slurf is opgerold en lijkt dus kleiner dan de andere slurfen. De olifanten komen boven de bergen uit.
Kleur: De kleuren die in de foto voorkomen: blauw, bruin, wit en groen.
Compositie: De lijnen zijn bij de mammoeten wat donker getekend, en zorgt dus voor schaduw. De foto is niet heel vol.
Textuur: Het is hard getekend, je ziet duidelijk de kleurverschillen. De foto ziet er oud uit door middel van de achtergrond die er op is getekend. En de omgeving zal er nu heel anders uitzien dan in deze tijd.


                                                                      Stadium/BrilBij deze foto neem ik de bril 2. Het beeld stelt namelijk wat voor, 3 mammoeten die onderweg zijn. De vragen die gesteld kunnen worden van wat vind je mooi? De meningen zijn waarschijnlijk verdeeld over het plaatje.

Vragen
Startvraag: Wat valt het allereerst op als je hier naar kijkt?
Onderzoekvraag: Hoe kun je zien dat sommige dingen verder weg zijn?
Analysevraag: Waar zou je dit schilderij ophangen? In een kinderkamer of in een deftig huis, of nog ergens anders? en waarom?
Speculatieve vragen: Als je de kleur in dit werk zou veranderen in rood, wat zou dan het resultaat zijn?
Oordeelvraag: Denk je dat deze foto belangrijk is om te bewaren? en waarom?







Beeldende vorming 2
Dit is een 3D beeld.
Het is uit de Post-Moderne tijd.

Licht: Het is een foto met veel licht. Het licht komt vanaf boven, bij de lucht. De zon schijnt op het beeld, dat is dus het lichtinval. Door de zon zie je ook de schaduw.
Ruimte: De olifant is te zien aan het zijaanzicht. Dus we zien de zijkant van het beeld met de olifant. De roze olifant zit dichtbij, de blauwe olifant zien we van de achterkant en staat verder weg. Je ziet verder op de foto gebouwen en water en groene bomen. Die lijken kleiner dan de olifanten door de diepte die je in de foto ziet. 
Lijn: Er zijn een aantal lijnen, dat zijn de lijnen die de kraagjes aangeven, om de nek en de poten van de olifant. Ook de oren zijn omlijnd. 
Vorm:  Het beeld heeft de vorm van een olifant. De olifant heeft zijn slurf omhoog en zit op zijn billen met zijn poten omhoog. De olifant heeft een een motief op zijn lichaam wat voornamelijk rondjes zijn. 
Kleur: De kleuren die er te zien zijn op het beeld zijn roze, blauw, rood, oranje, geel en wit. Verder op de foto zie je de kleuren, groen, zwart, grijs, blauw en wit. 
Compositie: Achter de olifant gebeurt ook nog van alles. Dus je ziet niet alleen de olifant op de foto. Maar er zijn ook andere dingen te zien achter de olifant. 
Textuur: De opbouw van het beeld is logisch opgebouwd, de kleuren van het beeld springen gelijk uit de foto. Dus het geeft dus een hard beeld weer vergeleken met het oppervlak van de foto.




Stadium/Bril
Bij deze foto neem ik bril 2. Het beeld stelt namelijk voor, een olifant met zijn slurf omhoog. Het beeld roept geen emoties/gevoelens op. Het is leuk om naar te kijken en je wordt er vrolijk van. De meningen zullen verschillend zijn over di
t beeld. en dat kan in dit stadium.

Vragen
Startvraag: Wat valt je het allermeest op als hier naar kijkt? en waarom? Word je er vrolijk van?
Onderzoeksvraag: Welke kleur overheerst?  Hoe kun je zien dat sommige dingen verder weg zijn?
Analysevraag: Is het belangrijk om te weten hoe groot het beeld is en waarom?
Speculatieve vraag: Als je de roze kleur verandert in een andere kleur. Wat zou er dan met het beeld gebeuren?
Oordeel vraag: Het is een grote gekleurde olifant. Word je daar blij van, zou je willen dat het beeld van jou was en waarom?


Beeldende vorming 3

Dit is een 3D beeld.
Het is uit de moderne tijd.

Licht: De foto is niet heel licht, het licht komt van boven af bij de bomen zie je ook een stuk licht wat van de zon schijnt, maar schijnt niet op het beed. Er is ook geen schaduw te zien. De sterkte van het licht is zwak. 
Ruimte: We kijken naar de olifant vanaf de onderkant. Hij staat op een verhoging en je kijkt dus tegen de onderkant aan. 
Lijn: De lijnen die je op deze foto ziet zijn de lijnen van de oren, van de slurf, de poten en het lijf. Eigenlijk is de hele vorm van de olifant omlijnd. Het zijn strakke doorlopende lijnen. Horizontale en verticale lijnen. 
Vorm: De vorm van de olifant is in verhouding met alles. De maten kloppen de oren zijn bijvoorbeeld niet groter dan het lichaam, dus de verhoudingen kloppen. Je ziet er puntige vormen in terug komen bijvoorbeeld bij de slagtanden. 
Kleur: De kleuren die je bij dit standbeeld ziet is eigenlijk niet echt denderend. Het is voornamelijk gebroken wit en het staat op een verhoging die grijs is. 
Compositie: Hij staat boven op een verhoging. Het standbeeld is leeg, zijn geen kleuren toegevoegd. En het zijn lichte kleuren die het standbeeld heeft. 
Textuur: Het standbeeld is logisch in verhouding met elkaar. En het is gemaakt van glad materiaal. 



Stadium/Bril
Bij dit beeld neem ik de bril nummer 2. Het is een duidelijk beeld je ziet wat het is en kan je mening er gelijk over geven. Het stelt namelijk ook iets voor, namelijk weer een olifant. Vind jij het mooi? Verschillende meningen.

Vragen
Startvraag: Wat valt er nou op als je naar het standbeeld kijkt? en waarom valt dat op?
Onderzoeksvraag: Hoe kun je zien dat sommige dingen verder weg zijn? Wat is het belangrijkst?
Analysevraag: Is het belangrijk om te weten hoe groot het beeld is? en waarom?
Speculatieve vraag: Als je de kleur zo veranderen van het beeld, wat zou er dan gebeuren?
Oordeel vraag: Zou je dit standbeeld in je tuin willen hebben? en waarom?


Beeldende vorming 2D


Basisplan 2D les    




Gegevens student: Tessa Schaftenaar en Samantha Gaartman
Sectie: Beeldend Onderwijs
Groep: 3                       Aantal leerlingen: 18

Opdracht
De leerlingen hebben aan het einde van de les het uiterlijk van de jungle geschilderd op een redelijk groot doek. Dit doen ze door middel van de eigen fantasie over de jungle.

Betekenis
Het thema van de opdracht is jungle. Het gaat over de bomen en de dieren in de jungle. We kijken naar de  schilderijen om ideeën op te doen, maar het gaat vooral om de eigen fantasie.

Activiteit
We kijken eerst gezamenlijk naar het filmpje in de jungle. Hierbij stellen we verschillende vragen (Start, onderzoek, analyse, speculatie en oordeel vragen). Nu hebben de kinderen een beeld van het uiterlijk van de jungle en kunnen ze dus aan de slag met de opdracht. 
De opdracht is als volgt:

De leerlingen krijgen een redelijk groot doek (A5) waarop de eerst met potlood het uiterlijk van de jungle gaan tekenen. Ze gebruiken hierbij vooral de eigen fantasie . wanneer het potlood gedeelte klaar is komt er verf bij te pas. De leerlingen gaan dan de tekeningen met verf beschilderen. Hierdoor ontstaat er een doek met de afbeelding van de jungle die ze bij de opdracht van het 3D basisplan weer kunnen gebruiken.

Vorm
Er wordt specifiek aandacht besteedt aan het beeld aspect compositie. Hoe is de indeling van het oppervlak? De kinderen tekenen eerst op het doek de vormen van de jungle. De jungle is dicht begroeit dus moet het hele doek volkomen te staan met bomen en wateren etc..  Ze moeten in ieder geval 4 bomen op het doek hebben staan en 1 water bron.

Materiaal
We hebben een doek nodig ( 1 doek per leerling) . Teken materiaal . Dus potloden, gummen & linialen.
Verf spullen. Dus onderleggers voor onder het doek, kwasten, bakjes met water, doekjes,verschillende kleuren verf & een schort voor ieder kind.

Beschouwing
Als beeld materiaal laten we als eerste een klein stukje film zien waar een jungle in voor komt zodat de kinderen een goed beeld hebben van hoe een jungle eruit ziet. En ten 2de laten we de schilderijen/ afbeeldingen zien die we in het vervolg van onze blog laten zien.
Na dit filmpje en de afbeeldingen stellen we de volgende vragen:

Wat viel je op aan de jungle?
Wat is het belangrijkste wat er in een jungle voorkomt?
Welke vormen vallen je op?
Welke kleuren worden het meest gebruikt?

Werkwijze
De kinderen leren welke kleuren ze door elkaar moeten mengen om de juiste kleur de krijgen.  Dit laat ik eerst zien in de gezamenlijke instructie, en ik laat daarna de kinderen even uitproberen. Hierbij kan ik ze advies geven en vervolgens kunnen ze zelf aan de slag.

Onderzoek
De kinderen onderzoeken hoe je verschillende kleuren kunt mengen zodat je de juiste kleur krijgt.


Les fasen


Van te voren moeten de doeken voor de kinderen , schorten voor ieder kind, verf ( en alle verf spullen)
Ook het filmpje en de afbeeldingen moeten van te voren al gereed staan. 
Dan beginnen we de les met het filmpje. Hierover worden verschillende vragen gesteld. Hoe zag de jungle in het filmpje eruit? Wat viel je het meeste op? Welke kleuren heb je allemaal gezien? Waren er hoge bomen of juist hele lagen? Wat voor planten heb je gezien? Was er water? 

 
Dan deel ik aan ieder kind het doek uit waarop ze te werk gaan. De potloden (en teken spullen) hebben ze in het eigen laatje. De kinderen gaan nu aan de slag met het tekenen van de jungle op en doek. Wanneer er iemand klaar is kan diegenen naar mij toe komen om de rest van de spullen op te halen. Ik kan van te voren controleren of de tekening er goed uitziet en wat er eventueel nog aan toegevoegd kan worden. Nu kunnen de kinderen verder met het verven van de afbeelding. Ik loop rondjes door de klas om te helpen met het mengen van de kleuren, en eventueel het binnen de lijntjes verven. Reflectie vragen: Welke kleur wil je hebben? Welke kleuren moet je daar gebruiken om de juiste kleur te krijgen? De kinderen kunnen ook overleggen met elkaar, dus het is niet erg als er gepraat word.

Als iedereen klaar is laat ik om de beurt een leerling naar voren komen om het doek aan de klas te laten zien. De kinderen kunnen nu vertellen of ze het mooi vinden of niet , en wat zij misschien anders zouden doen. Ik vraag of ze kunnen vertellen welke kleuren er zijn gemengd en welke gewoon uit de fles komen. De doeken worden eerst achter in het lokaal gelegd op te drogen & vervolgens in de klas opgehangen ( dit gebeurt pas na schooltijd)

Beoordelingscriteria
                                                                                                   Aantal punten
1. Er zijn minimaal 2 kleuren gemengt                                           1          2

2. Er zijn minimaal 2 bomen zichtbaar                                           1          2

3. Er is minimaal 1 dier getekend                                                   1          2

4. De tekening lijkt op een jungle                                                   1          2

5. Het is in 2D getekend ( dus geen diepteverschillen)                   1          2





Beeldende vorming 1






Dit schilderij is uit de klassieke tijd
Het is en schilderij zonder diepte dus het is een 2D afbeelding

Beeldaspecten

Licht
In deze afbeelding is niet te zien waar het licht vandaan komt. De afbeelding van de tijger is  is omgeven met een lichtere kleur waardoor de tijger wel naar voren springt. In de tijger zelf zie je wel lichte plekken en donkere plekken. Dit geeft de strepen in zijn vacht weer.

Ruimte
De afbeelding zie je vanaf het vooraanzicht. De tijger in de afbeelding is vanaf de voorkant afgebeeld. De ruimte is redelijk benut. Om de tijger heen heb je nog veel plaats maar dit is opgevult met kleine tekeningetjes. 

Lijn
Er zijn verschillende lijnsoorten te zien maar vooral dunne en dikke lijnen. De lijnen geven de omtrek van de Tijger, zijn strepen ,zijn ogen , tanden , neus , en bek weer.
vorm
De vrom van de tijger is groot. Het is ook de enige afbeelding op de foto. Er omheen zijn kleinere dingetjes getekend.De ogen zijn in de vorm van een cirkel, de neus is in de vorm van een driehoek en de bek is in de vorm van een vierkant.

Kleur
De kleuren zijn diverse grijstinten. Er word alleen zwart, wit en grijs gebruikt. De kleuren zijn met potlood gemaakt en waarschijnlijk is er alleen maar grijs potlood gebruikt. De omranding is met geel gemaakt. Hier zijn ook weer kleuren gemengt omdat er licht geel en donker geel te zien is. De tijger springt echt uit de tekening omdat deze kleuren in verhouiding veel donkerder zijn dan de omlijsting.

Compositie
De tijger  zit op de voorgrond in het midden. Eromheen zweven dingen in de lucht. De tijger springt er echt uit. de ruimte is goed opgevult en de tekening is vol.

Textuur
Hier zie je de textuuir duidelijk in de haren van de tijger en de snorharen. Het zijn allemaal kleine lijntjes bij elkaar. en zo kun je goed zien dat het een harig dier is.

Bril van Parsons
Bij deze afbeelding heb ik gekozen voor het stadium 1: associatie en stadium 2 : voorstelling. Stadium 1 omdat de dingen die om de tijger heen zijn getekend niet echt duidelijk te zien zijn. Kinderen kunnen sommige dingen herkennen uit het dagelijks leven, en het is met een duidelijke kleur weergegeven.
Stadium 2 omdat de tijger juist weer erg herkenbaar is en op een realistische manier getekend is dus behoord het ook tot de fase : fotografisch realisme. De kinderen kunnen zien wat de afbeelding inhoudt maar de diepere gedachten erachter weten ze niet.


Vragen


Startvragen
Wat valt je als eerste op als je hier naar kijkt? Waarom?

Onderzoeksvragen
Wat gebeurt er op de tekening?

Analysevragen
Waar zou je het schilderij ophangen? in een kinderkamer, in een deftig huis of nog ergens ander?

Speculatieve vragen
Kun je bedenken wat er hierna gebeurde?

Oordeel
Zou je deze tekening boven je bed willen hangen?

Beeldende vorming 2





Dit is een schilderij uit de post moderne tijd. 
Het is een schilderij zonder diepte en dus een 2D beeld.

Beeldaspecten

Licht
Er komen geen schaduwen voor op het schilderij dus het is niet duidelijk waar het licht vandaan komt.
Ook zijn de kleuren van de achtergrond allemaal hetzelfde .

Ruimte
Het schilderij is vanaf het voor aanzicht te zien. En de tijger zit op de voorgrond dus erg dichtbij. De vrouw op de tekening is naast de tijger geplaatst . Van ruimtelijk inzicht of driedimensionale objecten is in deze afbeelding geen sprake omdat het een 2D afbeelding is.

Lijn
Lijnen zijn in het schilderij duidelijk zichtbaar. Je ziet dikke lijnen die de silhouet van de leeuw ,de vrouw, de bergen en de planten weergeven. je ziet dunne lijnen die de vormen van het figuur aangeven. Je ziet rechte en gebogen lijnen. En wanneer je de kleur uit de afbeelding weghaalt hou je en tekening over.

Vorm
De vorm van de tijger is erg groot vergeleken met de vrouw en de planten en de bergen. Vorm van beide hoofden ( zowel de tijger als de vrouw) is een cirkel. Het is duidelijk een getekende afbeelding. De planten hebben een puntige vorm.

Kleur
In het schilderij zijn de kleuren geel ,grijs, groen en rood duidelijk te zien . Geel en rood zijn hierin de primaire kleuren. Grijs is ontstaan door zwart en wit te mengen en groen is ontstaan door geel en blauw te mengen . Dit zijn dus de secundaire kleuren.

Compositie
De vorm tijger in geplaatst in het midden van het schilderij. De vrouw is aan de zijkant van de tijger geplaatst. De bergen zijn boven de tijger geplaatst en de planten er onder. Het schilderij is erg vol. er is bijna geen ruimte om er nog een extra plaatje bij te plaatsen.

Textuur
Je ziet een goede textuur in de 'baard' van de tijger. Je kunt zien dat het een harige baard moet voorstellen en dit hebben ze ook op een goede getekend.

Bril van Parsons

Bij deze afbeelding heb ik gekozen voor het stadium 2.: voorstellingen.
De kinderen kunnen bij deze afbeelding duidelijk zien dat het een tijger is. En in dit stadium is het de fase: Fotografisch realisme. Het is een realistisch afgebeelde tijger . De kinderen kunnen zien wat de afbeelding voorsteld maar weten niet wat de diepere inhoud erachter is. Ze weten of ze het mooi of niet mooi vinden.

Vragen

Startvraag
Wordt je nieuwsgierig als je dit ziet of bedroefd, of boos of bang of blij? en Waarom?

Onderzoeksvraag
Wat gebeurt er in het schilderij?

Analysevraag
Waar zou je het schilderij ophangen? In een kinderkamer, een deftig huis of nog ergens anders?Waarom?

Speculatievraag
Kun je bedenken wat er direct hierna gebeurde?

Oordeel
Zou je dit schilderij boven je bed willen hangen ? Waarom wel/niet?




Beeldende vorming 3




Deze afbeelding komt uit de moderne tijd.
Het is een afbeelding zonder diepte , dus een 2D beeld.


Beeldaspecten

Licht
In deze afbeelding is het niet goed te zien waar het licht vandaan komt omdat de afbeelding alleen van de tijger is. Er is voor de rest geen omgeving of iets te zien.
Het is wel een erg lichte foto en je ziet duidelijk verschil in de kleuren ( zwart, wit en grijs).

Ruimte
De afbeelding is zichtbaar vanaf het voor-aanzicht , en is van dichtbij afgebeeld. Het is een 2D afbeelding dus we zien alleen lengte en breedte. Ruimtelijk inzicht is bij deze afbeelding niet van toepassing. Het volume van de afbeelding is groot, de tijger neemt het hele schilderij in beslag en hij is niet eens helemaal te zien.

Lijn
Er zijn dunne lijnen die het silhouet van de tijger en zijn strepen aangeven. Deze zijn met zwart aangegeven. Er zijn golvende lijnen die de golvende strepen aan geven en die zijn neus weergeven. Er zijn verticale, horizontale en schuine lijnen die de vorm van de afbeelding weergeven.

Vorm
De afbeelding is weergegeven op een rechthoekig doek. De vormen zijn getekend en de tijger is groot afgebeeld. De ogen hebben de vorm van een cirkel en het in het hoofd zie je ook verschillende cirkelvormen.
Kleur
De kleur in de afbeelding is vooral zwart, wit en grijs. Heel duidelijk te zien is de kleur blauw omdat dat een vele kleur is. De primaire kleur is in dit geval blauw. Secundaire kleuren zijn : Zwart , grijs ( wit en zwart gemengt), en wit.
Je ziet dat er kleuren gemengd zijn doordat er grijs in de afbeelding voorkomt. Dit is gemengd met wit ( hierdoor worden de kleuren lichter). Ook de blauwe kleur is waarschijnlijk iets lichter gemaakt.

Compositie
De vormen die in de afbeelding voorkomen zijn: De tijger. de vorm van zijn ogen springen er meteen uit en die zijn ook duidelijk zichtbaar. Ook zijn neus en snorharen kun je duidelijk onderscheiden.

Textuur
De textuur is goed te zien in de haren van de tijger. Je kunt duidelijk zien dat het haren zijn dus de textuur is duidelijk dat het harig moet zijn. Ook de snorharen van de tijger zijn duidelijk afgebeeld .Je kunt hierbij ook weer goed zien dat het snorharen zijn.
 
Bril van Parsons

Ook bij deze afbeelding heb ik gekozen voor het stadium 2.: voorstellingen.
De kinderen kunnen bij deze afbeelding weer duidelijk zien dat het een tijger is. En in dit stadium is het de fase: Fotografisch realisme. Het is een realistisch afgebeelde tijger . De kinderen kunnen zien wat de afbeelding voorsteld maar weten niet wat de diepere inhoud erachter is. Ze weten of ze het mooi of niet mooi vinden.


 
Vragen

Startvraag 
Heb je zoiets al eens eerder gezien? Wanneer , waar?

Onderzoeksvraag
Heeft het beeld veel kleuren? Welke kleuren kun je allemaal opnoemen?
Wat is het belangrijkst op de afbeelding? En wat is minder belangrijk?

Analysevraag
Waar zou je de afbeelding ophangen? In een kinderkamer, in een deftig huis of ergens anders? En waarom juist daar?

Speculatieve vragen
Hoe kun je dit beeld spannender maken?

Oordeel
Zou je deze afbeelding in je eigen kamer willen hangen? Waarom wel/niet?